“Dag in dag uit werken bestuurders, medewerkers en leden van socialprofitorganisaties aan het realiseren van maatschappelijk meerwaarde. Hun kracht schuilt onder meer in hun aanwezigheid in de onderscheiden terreinen van het maatschappelijk leven, de diversiteit van hun opdracht en aanpak, de specificiteit van hun werking en inzet.
Vanzelfsprekend komt ook het thema bestuur daarbij kijken” [1]
Professionalisme, leiderschap en governance zijn al lang geen taboe-onderwerpen meer in de social-profitsector. Toch kan de drempel om er binnen het bestuur van een organisatie over te praten nog tamelijk hoog liggen. En wie werk wil maken van “goed bestuur”, weet niet altijd hoe eraan te beginnen. Deze tool geeft elke social-profitvereniging de kans om de kwaliteit van haar werking concreet te evalueren.
“Goed bestuur” is een complex concept. Het gaat over actoren, processen, competenties en resultaten. De kwaliteit van de resultaten wordt in de social-profitsector meestal uitgedrukt als de “maatschappelijke impact”. Het evalueren van die impact is een uitdaging op zich. De gewenste impact is specifiek voor een bepaalde sector en vaak zelfs voor een bepaalde organisatie. We gaan er daarom hier niet verder op in.
De aanwezigheid van competenties en de kwaliteit van processen en van de interactie tussen de betrokken actoren kunnen wel op een generieke manier worden beoordeeld. Het zijn die aspecten van goed bestuur die in dit zelfevaluatie-instrument aan bod komen.
In het instrument worden interne structuren en procedures, de beslissingsdynamiek binnen de raad van bestuur en het management en de betrokkenheid van belanghebbenden tegen het licht gehouden. U beoordeelt hoe de organisatie omgaat met strategisch en tactisch plannen en of er een beleid is dat het leren op organisatieniveau bevordert. Belangrijke aspecten zoals de autonomie van de organisatie, diversiteit in het bestuur en ondernemerschap komen aan bod. En tenslotte wordt de aanwezigheid van sleutelcompetenties in het bestuur geëvalueerd.
[1] KBS, 2010, “Aanbevelingen voor het besturen van socialprofitorganisaties”, p. 7.